Een dagboeknotitie op een eerste zomerdag

Posted June 24, 2014 by Lies Declerck

Gisteren stelde Luea de uitkomst van haar transiency residency in FoAM voor. Ze had het in haar inleiding over hoe ze zich verscheurd had gevoeld tussen de verschillende schijnbaar incompatibele rollen die ze had gespeeld. Ze had tentoonstellingen gecureerd maar had zich ondertussen ook in healing verdiept. In het kunstenveld was dat tweede taboe, dus hield ze het daar verborgen. Die verscheurdheid had ze scherp gevoeld. Als kind al had ze een ontwikkeld gevoel voor het holistische, voor de gedachte dat alles met alles verbonden was. Tijdens de residentie had ze haar rollen geïntegreerd. Uit wat ze zei sprak sterkte in kwetsbaarheid. 

We waren met een twintigtal gekomen om haar research gathering mee te maken. Ze hield hem niet voor niets op de dag van de zonnewende. Luea leidde ons door verschillende gedeelde handelingen en oefeningen die in verschillende ruimtes van FoAM’s loft plaatsvonden. Ik dacht terug aan Dagmar, die in een interview had verzucht dat het spirituele uit onze wereld was getrokken, dat een klooster in haar stad nu dienstdoet als opvangplek voor drugsverslaafden - tekender kon het niet, wat haar betrof. FoAM maakt ruimte voor het rituele en spirituele. We staken elk een theelichtje aan aan dat van elkaar, zetten het op een rij op de dorpel, lieten in gedachten iets achter en stapten over de kaarsjes heen, iets nieuws tegemoet. We mediteerden samen en ik voelde enerzijds schroom om dat samen met anderen te doen - was bij momenten self-conscious, en voelde anderzijds de kracht waaraan mediteren wint door het met meerderen te doen. We schreven een brief aan onszelf waarin we iets uitdrukkelijk loslieten, lieten gaan, en stonden toen met onze brief te wachten om hem een voor een te laten opbranden in het vuur dat Maja als een tempelpriesteres had aangestoken en bewaakte. Ik was onverwacht ontroerd toen ik met mijn blad in de rij stond. We voerden in een andere ruimte vanuit de stilte een zacht gesprek met elkaar over stilte. We kregen stemvorken op verschillende toonhoogtes, die we op ons kniebot aansloegen, tegen ons oor hielden en naneuriënden. Onbedoeld maakten we zo samen een langzame dans en muziek. We stapten als onvolleerde buthodansers in een volle minuut van een denkbeeldige steen of berg naar een andere. We hielden in kleine kring een oefening die vertrouwen vergt en geeft. 

We dronken achteraf scented water, water-met-een-smaakje. Ik raakte in gesprek met Stevie, die componist is. We hadden het over nietsdoen als voorwaardelijke grond voor ideeën, om ze te laten vloeien. We hadden het over kloosters en hun regelmatige zangroutines in een dag, over de gestrengheid die creativiteit mogelijk maakt, over het ritmeren van de tijd, wat je paradoxaal genoeg tijd lijkt te geven, alsof je er meer van hebt zo. We hadden het over stilte, over onze nood aan stilte, over het gevaar om een kluizenaar te worden. We hadden het over Hildegard von Bingen, die Stevie zo goed kent en waardoor ze zich in haar composities heeft laten inspireren. En gaandeweg dreef de gedachte aan een nieuwsoortig klooster naar boven, geworteld in tradities maar ook van deze tijd. Zijn kracht zou schuilen in de diversiteit van talenten en vaardigheden van zijn bewoners. Het zou zelfbedruipend zijn, rijk zelfs - zoals de kloosters geweest waren - door die vaardigheden in de buitenwereld te gelde te maken. Er zou levenslust van afstralen, zoals Stevie had meegemaakt in een klooster in Rome, waar zij en haar muzikanten met lekker eten en drinken waren onthaald en waar de nonnen een bus hadden gehuurd om met zijn allen naar het concert te gaan. Esthetiek - verfijnde zinnen - zou er een belangrijke plaats innemen - een streling voor oog, oor, tong, neus, huid. We haalden er Rasa en Maja bij. Ons enthousiasme was groot en groeide. We zouden ons idee voorleggen aan bestaande kloosters die leeglopen. We zouden ze nieuw leven inblazen.

En zo groeide in ons, tussen ons, een idee, won aan kracht en vorm. Het vloeide voort uit de collectieve state of mind waar Luea ons in had gebracht. Door de avond had Rasa met twee camera’s verschillende foto’s genomen. Vroeger, toen ik het licht van de kunst had gezien, kon ik met verlangen foto’s bekijken van kunstenaarsbijeenkomsten, van Picasso en zijn entourage in Parijs, van Klimt & co in Wenen, van Kahlo en haar kunstenaarsvrienden in Mexico enzovoort. Nu sta ik op Rasa’s foto’s te midden van die kostbare anderen. Het palet is ruimer dan kunstenaars in de strikte zin van het woord, net zoals de kunst zelf in FoAM overvloeit naar andere domeinen. Uit pure noodzaak, omdat alles met elkaar in verband staat in een wereld waar alles zoveel mogelijk van elkaar gescheiden wordt, geanalyseerd. Ik voel me vereerd dat ik met deze mensen verband houd. Zonder gebouw zijn wij al een soort klooster.

Om tien over tien schemert het nog maar. Toen ik over de rij kaarsjes stapte, nam ik me voor om lichter te zijn, lighter, ook al omdat het rijmt op writer. En zo begint mijn tweeënveertigste zomer: moe van te weinig slaap, maar (ver)lichter. En dankbaar.